Decubitus

Definitie

Decubitus is een plaatselijke schade aan de huid en/of onderliggend weefsel ten gevolge van druk of druk in samenhang met schuifkrachten.

Classificatie

  • Categorie 1: niet wegdrukbare roodheid bij een intacte huid
  • Categorie 2: verlies van een gedeelte van de huidlaag of blaar
  • Categorie 3: verlies van een volledige huidlaag, subcutaan vet zichtbaar
  • Categorie 4: verlies van een volledige weefsellaag, spier/ bot zichtbaar
  • Ongeclassificeerd: verlies van een volledige huid- of weefsellaag waarbij diepte onbekend
  • Vermoedelijk diepe weefselbeschadiging: diepte onbekend

 

Bron: Richtlijn decubitus V&VN 2021 / Richtlijn Decubitus Samenvattingskaart 

Kenmerken

De verschillende categorieën debubitus zijn te onderscheiden aan de hand van de volgende kenmerken:

Categorie I: niet-wegdrukbare roodheid bij een intacte huid
Intacte huid met niet-wegdrukbare roodheid in een gelokaliseerd gebied ter hoogte van een botuitsteeksel. Een donkere huid vertoont mogelijk geen zichtbare verkleuring en is daarom moeilijker te beoordelen. Het gebied kan pijnlijk, stijf, zacht, warmer of kouder zijn in vergelijking met aangrenzend weefsel.

Categorie II: verlies van een gedeelte van de huidlaag of blaar
Een glimmende of droge oppervlakkige wond met een roze wondbodem, zonder wondbeslag of kneuzing. Een deel van de lederhuid (dermis) is verdwenen. De wond kan er uitzien als een intacte, een open of een gescheurde blaar. Ook een blaar gevuld met vocht (plasma) en/of bloed behoort tot categorie II. 

LET OP: Deze categorie moet niet gebruikt worden om skin tears, kleefpleisterletsel, incontinentiegerelateerde dermatitis (‘Incontinence Associated Dermatitis’ of IAD), maceratie of schaafwonden te beschrijven.

Categorie III: verlies van een volledige huidlaag (vet zichtbaar)
Een huidlaag is weggevallen, waardoor onderhuids vet zichtbaar is. Bot, pezen en spieren liggen niet bloot. Wondbeslag, ondermijning of tunnelvorming kunnen aanwezig zijn. 

LET OP: De diepte van de categorie III decubitus varieert per anatomische locatie. De neusbrug, het oor, het achterhoofd en de enkel hebben geen subcutaan (vet)weefsel en categorie III decubitus kan daarom oppervlakkig zijn. Daartegenover staat dat gebieden met een grote hoeveelheid vet extreem diepe categorie III decubitus kunnen ontwikkelen. Bot en pezen zijn niet zichtbaar of direct voelbaar.

Categorie IV: verlies van een volledige weefsellaag (spier/bot zichtbaar)

Het verlies van een volledige weefsellaag met blootliggend bot, pezen of spieren. Een vervloeid wondbeslag of necrotische korst kan aanwezig zijn. Meestal is er sprake van ondermijning of tunnelvorming.

Categorie IV-decubitus kan zich uitbreiden in de spieren en/of ondersteunende structuren (bijv. fascia, pees of gewrichtskapsel) waardoor gemakkelijk osteomyelitis of osteïtis ontstaat. Blootliggend bot of spierweefsel is zichtbaar en direct voelbaar.

 

Ongeclassificeerd: Verlies van een volledige huid- of weefsellaag waarbij diepte onbekend.

Het verlies van een volledige weefsellaag waarbij de diepte van de wond volledig wordt gevuld door wondbeslag (geel, geelbruin, grijs, groen of bruin) en/of necrose (geelbruin, bruin of zwart) in het wondbed. De diepte is pas te bepalen nadat voldoende wondbeslag en/of dood weefsel is verwijderd, waardoor het wondbed zichtbaar wordt. Het zal een categorie III of IV zijn.

 

Vermoedelijke diepe weefselbeschadiging: Diepte onbekend

Gelokaliseerd gebied van paars of kastanjebruin verkleurde intacte huid of een met bloed gevulde blaar als gevolg van schade aan onderliggend zacht weefsel door druk- en/of schuifkrachten. Het gebied kan zich kenmerken door weefsel dat pijnlijk, stijf, papperig, warmer of kouder aanvoelt dan het aangrenzende weefsel. Diepe weefselbeschadiging kan moeilijk te ontdekken zijn bij personen met een donkere huid. De wond kan zich ontwikkelen tot een dunne blaar over een donker wondbed.


LET OP: De diepte van de categorie IV decubitus varieert per lichaamsplaats. 

Bron: Richtlijn DecubitusV&VN 2021 / Richtlijn Decubitus Samenvattingskaart 

Behandeling

Decubitusbehandeling is zinloos wanneer niet bij de eerste tekenen van een dreigende decubitus (of verergering van de reeds aanwezige decubitus) de preventieve maatregelen worden heroverwogen en in versterkte mate verder worden toegepast.  

Bij wondbehandeling wordt het beleid primair opgesteld vanuit de algemene behandelingsprincipes volgens TIME.

 

Aandachtspunten bij decubitus op lastige plaatsen zoals bijv. de stuit.

  • fixatie lastig in de omgeving van de bilnaad en de combinatie met incontinentie;
  • gebruik geen verbandproducten die oprollen of druk kunnen geven;
  • gebruik geen dure verbandproducten als ze niet blijven zitten door bijv. schuiven;
  • schuimverbanden verminderen wel de wrijfkracht, maar verminderen geen druk;
  • een barriècrème kan vaak al voldoende zijn om oppervlakkige decubitus wonden te beschermen.

 

Bron: Richtlijn decubitus V&VN 2021 / Richtlijn Decubitus Samenvattingskaart

Preventie

Patiëntengroepen met risico op decubitus.

Ga vanwege het risico op decubitus bij onderstaande doelgroepen direct over tot preventieve maatregelen:

  • zorgvrager met decubitus;
  • zorgvrager die immobiel is;
  • zorgvrager op de intensive care;
  • zorgvrager op de operatiekamer;
  • zorgvrager met een dwarslaesie;
  • zorgvrager in de terminale fase.


Preventie van decubitus is het voorkomen van schade aan de huid en/of onderliggend weefsel door het beperken van druk- en schuifkrachten. Neem hierbij het volgende in acht:

  • Pas preventie toe bij alle zorgvragers met een verhoogd risico op decubitus.
  • Zorg voor een multidisciplinaire aanpak bij de preventie van decubitus: stel een gezamenlijk preventief beleid vast en voor elke zorgvrager een individueel preventieplan.
  • Neem de mogelijkheden van de zorgvrager en de mantelzorg mee in het plan.
  • Leg afspraken, observaties en bevindingen altijd vast in het dossier.
  • Raadpleeg bij onvoldoende kennis en ervaring of bij twijfel altijd een deskundige.


Risico-inschatting

  • Neem bij opname en bij elke verandering in de toestand van de zorgvrager een risicoscore af. Gebruik een standaard en steeds hetzelfde risicoscore-instrument.
  • Observeer en beoordeel de huid.
  • Risicoplaatsen voor het ontstaan van decubitus: stuit, zitbeenderen, hielen, ellebogen, schouders, achterhoofd, oren, heupen, knieën, enkels, wervelkolom en verder alle plaatsen waar druk is.


Voorlichting
Informeer de zorgvrager en/of mantelzorg mondeling én middels een patiëntenfolder over:

  • De risicofactoren.
  • De verschijnselen van decubitus.
  • Mogelijke/benodigde preventieve maatregelen.
  • Vraag elk ongemak of pijn te melden. 


Motiveer de zorgvrager en/of mantelzorger, indien mogelijk, in het zelfstandig uitvoeren van preventieve maatregelen.
Verwijs de zorgvrager en/of mantelzorger naar het patiëntengedeelte op www.wondzorglimburg.nl.


Beoordeling van de huid
Inspecteer de huid op risicoplaatsen regelmatig op niet-wegdrukbare roodheid, lokale warmte, verharding of oedeem.

  • Controleer de huid op de inwerking van extreme vochtigheid; 
  • Controleer de huid op het ontstaan van decubitus door druk- of schuifkrachten, medische hulpmiddelen, andere voorwerpen en/of kreukels in bed of kleding;


Vocht en voeding
Screen de voedingstoestand met een screeningsinstrument en bepaal de frequentie van screening.

  • Verwijs bij risico op decubitus en/of (dreigende) ondervoeding naar een diëtist voor een voedingsadvies en voor een vroege beoordeling en behandeling van voedingsproblemen;
  • Optimaliseer de voedings- en vochttoestand van de zorgvrager.


Houding en houdingsverandering

In bed

  • Pas indien mogelijk altijd wisselhouding toe. Overweeg hierbij de toestand van de zorgvrager, behandeldoelen en het ingezette matras. Wissel indien mogelijk iedere 4 uur van houding
  • Draai een persoon, indien mogelijk, niet op een lichaamsdeel met niet-wegdrukbare roodheid of al bestaande decubitus;
  • Leg de zorgvrager afwisselend in een 30 graden zijligging of platliggende positie (rechterzij, rug/buik, linkerzij, rug/buik). Gebruik bij rechtop zitten de knieknik van het bed. Vermijd houdingen die druk verhogen zoals 90 graden zijligging of onderuitgezakte halfzittende houding; 
  • Gebruik de semi-fowlerhouding als zitten noodzakelijk is (hoofdsteun 30 graden en knieknik);
  • Bepaal de frequentie van wisselhouding aan de hand van:
    - gevoeligheid en conditie van de huid op risicoplaatsen
    - activiteit en mobiliteit van de zorgvrager
    - behandeldoelen
    - eigenschappen matras
  • Controleer na elke houdingsverandering op (nieuwe) decubitus;
  • Bepaal de frequentie en methode opnieuw als niet het gewenste resultaat wordt bereikt;
  • Laat de zorgvrager niet langer dan noodzakelijk op een harde ondergrond zitten of liggen (po, douchestoel, röntgentafel).


In de (rol) stoel

  • Zorg dat de zorgvrager bij een zithouding een hoek van 90 graden in de knieën heeft, waarbij de voeten volledig op de ondergrond steunen d.m.v de voeten op vloer, voetenbankje of voetsteun;
  • Beperk, bij personen die niet rolstoelgebonden zijn, de tijd die men zonder drukvermindering in de stoel zit;
  • Laat, indien mogelijk, de zorgvrager in een (rol)stoel minimaal elk uur de stuit van de zitting liften d.m.v. het naar voren en/of opzij buigen in de (rol)stoel;
  • Zorg voor een frequente aanpassing (elk uur) van de stand van de ruggesteun van de individueel aangepaste stoel; 
  • Gebruik transferhulpmiddelen bij het verplaatsen van de zorgvrager.


LET OP:

  • Vermijd of beperk overbodige lagen onder de zorgvrager, zoals linnengoed, positioneringsmateriaal, celstofmatjes, incontinentiemateriaal, kleding of beddengoed.
  • Vermijd het gebruik van ring- of donutvormige hulpmiddelen en hulpmiddelen met zelfaangebrachte uitsparingen.


Bron: Richtlijn decubitus V&VN 2021 / Richtlijn Decubitus Samenvattingskaart