Brandwond

Definitie

Men spreekt over brandwonden wanneer 1 of meerdere huidlagen beschadigd zijn als gevolg van hete vloeistoffen, contact met hete oppervlakken, vuur, ultraviolette/infrarode straling, radioactiviteit, elektriciteit of chemische middelen (WHO 2004)

Kenmerken

De ernst van de brandwond wordt medebepaald door de grootte en de diepte van de brandwond. De grootte van de brandwond wordt uitgedrukt in het percentage Totaal Verbrand Lichaams Oppervlak (%TVLO) terwijl de diepte van de brandwond afhangt van de huidlagen die beschadigd zijn

De inschatting van de diepte van de brandwond is belangrijk omdat het consequenties heeft voor de wondbehandeling en mogelijke verwijzing naar een brandwondencentrum. 

Classificatie

Diepte Wondaspect Genezingspotentieel
Epidermale verbranding

eerstegraads verbranding
- Roodheid
- Geen blaarvorming, geen wond
- Aanwezige capillaire refill
- Pijnlijk
- Soepel
Binnen enkele dagen
Oppervlakkige dermale brandwond/oppervlakkig
gedeeltelijk dikte brandwond

oppervlakkige tweedegraads brandwond
- Homogeen roze/rood
- Glanzend door vocht
- Blaarvorming, intact of kapot
- Aanwezige capillaire refill
- Zeer pijnlijk
- Soepel
Binnen twee weken vanuit gehele wondbodem, mits adequate behandeling
Diep dermale brandwond/ diep gedeeltelijke
dikte brandwond

diepe tweedegraads brandwond
- Niet homogeen roze/rood en/of bleek, dof, minder vochtig
- Blaarvorming, voornamelijk kapot
- Vertraagde capillaire refill
- Verminderde pijnsensatie
- Soepel tot stug*
Vertraagde genezing vanuit epitheel eilandjes en wondranden
die langer dan drie weken duurt. Bij afwezigheid van adequate
behandeling geen wondgenezing
Subdermale brandwond/ volledige dikte brandwond

derdegraads brandwond
- Wit/geel, rood/bruin/zwarte plekken
- Verkleefde bruin of geel verkleurde epidermis op het wondoppervlak of afgeschoven blaren
- Afwezige capillaire refill
- Geen pijnsensatie
- Stug tot leerachtig*
Geen spontane genezing vanuit de wondbodem
   * De stugheid van het weefsel ontstaat bij coagulatie van het weefsel welke alleen optreedt bij een vlam verbranding. In geval van een hete vloeistof verbranding treedt deze coagulatie niet op. Derhalve zal een diep dermale of subdermale brandwond ten gevolge van een hete vloeistof niet stug aanvoelen en kan men dus niet de stugheid als diagnosticum gebruiken

Behandeling

 Klik hieronder om je stroomschema te kiezen

 

 

  • Epidermale verbranding
    Epidermale verbrandingen (intacte huid) niet behandelen, zelfzorg adviseren ter verhoging van het comfort.
  • Dermale brandwond
    Blaarbehandeling bij patiënten met brandwonden die niet doorverwezen worden naar een brandwondencentrum:

      - kleine blaren intact laten, eventueel bedekken met een niet-verklevend verband;
     - blaren die onder spanning staan inknippen en bedekken met een niet-verklevend            verband;
     - grote blaren debrideren en behandelen als een dermale brandwond.
     - dunwandige blaren debrideren omdat ze anders spontaan scheuren
     - intacte dikwandige blaren (handpalm, voetzool) niet debrideren
     - niet intacte dikwandige blaren debrideren

  1. Bedekken met een wondbedekker die een vochtig milieu creëert (bijv. hydrofiber-, hydrocolloïd-, alginaat-, of foam/schuimverbanden). Deze zijn gemakkelijk in het gebruik, verminderen pijn en aantal verbandwissels.
  2. Op lastig te verbinden anatomische locaties kan kortdurend (< 7 dagen zilversulfaziadine worden gebruikt)


  • Subdermale brandwond

    - Diameter ≤2 cm behandelen als dermale brandwond
    - Diameter van >2 cm tot aan de definitieve behandeling behandelen met een lokale          antibacteriële therapie
    - ≥5% TVLO of in functionele gebieden dient de medisch professional contact op te             nemen met een brandwondencentrum.

 

Aandachtspunten

  • Herbeoordeling brandwonddiepte 2 a 3 dagen (afhankelijk van de gekozen wondbedekker).
  • In de standaard behandeling van brandwonden in de eerstelijns gezondheidszorg is geen plaats voor gebruik van antibiotica.
  • Bij epidermale verbrandingen de patiënt instrueren om weer contact op te nemen wanneer er blaren of wonden in het aangedane gebied ontstaan.
  • De medisch professional dient bij de herbeoordeling van brandwonden bedacht te zijn op secundaire verdieping en hierop de behandeling aan te passen.
  • De medisch professional dient bij toenemende roodheid, pijn, exsudaat/pus, koorts, zwelling en/of algemene ziekteverschijnselen bedacht te zijn op een mogelijke infectie en/of sepsis en hierop de behandeling aan te passen

 

Pijnbestrijding

Brandwonden kenmerken zich door veelal langdurige en heftige pijn, een fluctuerend verlopende pijn en terugkerende pijnlijke procedures (zoals wondverzorgingsprocedures). Deze terugkerende pijnlijke procedures kunnen tot gevolg hebben dat patiënten anticiperen op de pijn en daardoor, tegen de verwachting van de medisch professional in, een toename in pijnbeleving over de tijd hebben. Om te voorkomen dat er onterecht onvoldoende pijnmedicatie gegeven wordt, is het van belang om gedurende het gehele behandeltraject de pijn te evalueren en zo nodig de pijnmedicatie aan te passen om tot een voor de patiënt acceptabele pijnbeleving te komen. Adequate pijnstilling is multimodaal/multidimensionaal (minimaal 2 medicijnen met verschillende werkingsmechanismen) en start zo vroeg mogelijk (Richardson 2009).

Hanteer het pijnprotocol voor pijnbestrijding gericht op:

  • Achtergrondpijn, een langdurig werkend analgeticum
  • Procedurele pijn, kortdurend werkend analgeticum

 

Psychosociale aspecten

Het oplopen van een brandwond is een pijnlijke ervaring en kan voor de patiënt en omstanders een traumatische gebeurtenis met psychologische en sociale gevolgen zijn. Dit beperkt zich niet tot grote brandwonden maar kan ook een rol spelen bij relatief kleine brandwonden. Naast het behandelen van het fysieke trauma hebben medische professionals ook een belangrijke taak in het signaleren van psychische problemen. De kans op psychopathologie is bij patiënten met brandwonden relatief groot, mede doordat de meeste patiënten de traumatische gebeurtenis bewust hebben meegemaakt.

 

  • De medisch professional dient alert te zijn op herbelevingen en overdreven alertheid bij patiënten met brandwonden en langdurige schuldgevoelens door blijvende littekens bij ouders/naasten. Deze symptomen komen na brandwondongevallen voor en kunnen wijzen op psychologische en psychosociale problematiek.
  • Indien een medisch professional het vermoeden heeft dat een patiënt met brandwonden voldoet aan de symptomen passend bij depressie, posttraumatisch stress stoornis, acute stress stoornis of slaapstoornis dient deze de patiënt te verwijzen naar een BIG geregistreerd psycholoog.
  • Indien een medisch professional het vermoeden heeft dat ouders/naasten van een patiënt met brandwonden voldoen aan de symptomen passend bij posttraumatische stress stoornis dient deze de ouder/naaste te verwijzen naar een BIG geregistreerd psycholoog.

 

Nabehandeling

Om de huid na wondsluiting te beschermen, ongeparfumerende verzorgende crèmes en geen zeep gebruiken. Deze middelen hebben mogelijk ook een voordelig effect op jeukklachten. De huid heeft ook extra bescherming nodig tegen blootstelling aan de zon. Dit kan door de verbrande huid te bedekken of door een sunblock (factor 50) te gebruiken. Terughoudendheid in acht nemen  in de nabehandeling met silicone zalven/cremes i.v.m. een niet bewezen meerwaarde.

 

  • Patiënten die chirurgische behandeling van brandwondenlittekens overwegen verwijzen naar een plastisch chirurg wanneer sprake is van:
  1. Contracturen
  2. Littekens die functionele beperkingen veroorzaken.
  3. Esthetische chirurgische interventies pas uitvoeren na uitrijping van het litteken (ongeveer 2 jaar na het ongeval)
  4. Terughoudendheid littekencorrectie bij kinderen i.v.m. groei

 

Bron: Richtlijn Zorg voor patiënten met brandwonden ( 2017)